Harold en Victoria, verpleging als quatre-mains
13/11/2020
Het is 09u00 op een donderdagochtend in september. Er begint zich een rij te vormen voor de ziekenboeg van het centrum voor asielzoekers van Neder-Over-Heembeek. Aan de andere kant van de deur zijn Harold en Victoria druk in de weer. Zij « zijn » de verpleegkundige dienst van dit centrum waar talen en culturen in elkaar overvloeien. Van kleine dagelijkse pijntjes tot de geneeskundige opvolging van patiënten in samenspraak met de coördinerend geneesheer en uiteraard ook het beheer van Covid19. Onze ontmoeting met een goed draaiend duo verpleegkundigen.
Harold en Victoria, hoe verlopen jullie raadplegingen?
Harold: « We werken met een permanentiesysteem. Door de migratie zoals die er vandaag uitziet, is er een onthaalcrisis in het netwerk van Fedasil. Daardoor beweegt er zoveel in het centrum dat het onmogelijk is geworden om patiënten op afspraak te ontvangen. En bovendien hebben de bewoners ook een goed gevulde agenda met hun administratieve afspraken, de taalcursussen, soms een job… dat maakt het allemaal niet zo eenvoudig. We ontvangen de mensen van 9u tot 12u30 en opnieuw van 14u tot 16u30. Ze komen spontaan langs en als er wat volk staat te wachten, zie je dat de wachtrij zich spontaan organiseert in functie van de pathologie. »
Hoeveel patiënten zien jullie zo per dag? Wat is jullie hoofdopdracht?
Harold: « Met z’n tweeën kunnen we zo’n 40 tot 50 patiënten per dag zien. Er zijn ook veel prulletjes bij natuurlijk. De laatste tijd hebben we een honderdtal personen in vooropvang. Dat zijn bewoners die doorgaans niet langer dan een week blijven en die we vooral zien langskomen voor kleine pijntjes, af en toe voor een noodgeval. Voor de langetermijnbewoners bestaat onze opdracht er in de eerste plaats in de vinger aan de pols te houden. De voornaamste pathologieën die we zien bij onze bewoners zijn tandpijn en psychologische problemen die verband houden met hun parcours. Als het nodig is, kunnen wij ze altijd doorverwijzen naar de coördinerend geneesheer van het centrum. »
Hoe werken jullie met hem samen?
Victoria: Het is een onafhankelijke arts die twee keer per week een uur bij ons langskomt, twee uur sinds Covid er is eigenlijk. Hij is het die de protocollen valideert. Hij verzorgt de opvolging van de patiënten in dagelijkse behandeling en hun voorschriften, hij leest de bloedanalyses, verzorgt de contacten met externe diensten, vooral dan voor gespecialiseerde medische onderzoeken. Eigenlijk kun je zeggen dat hij de huisarts van onze bewoners is, ook al zijn het vooral Harold en ik die hen ontvangen. In deze tijden van Covid voorkomt hij dat wij te vaak over en weer moeten naar de medische huizen, die volledig overstelpt zijn. Wij zetten de partituur op muziek en vullen dag in dag uit rekwisitiebonnen in. Want voor de minste verrichting buitenshuis moet een rekwisitiebon worden uitgeschreven, ongeacht of het nu gaat om een bezoek aan een medisch huis of specialist of gewoon het afhalen van geneesmiddelen bij de apotheek. Enkel onder die voorwaarde neemt Fedasil de kosten op zich. Wij leggen ook de afspraken buitenshuis vast: onze bewoners hebben zelden een telefoon. En er is ook de taalbarrière natuurlijk… »
Hoe omzeilen jullie dat probleem?
Harold: « Het is belangrijk dat wij ervoor zorgen dat onze bewoners hun gesprekspartner begrijpen en dat ze zelf ook worden begrepen… We doen beroep op een vertalersnetwerk. Zo werken we vaak samen met SETIS en met Brussel Onthaal. Maar dat moet je coördineren, want de vertalers komen rechtstreeks naar de specialist voor de afspraak. We werken vaak met het Brugmannziekenhuis want die hebben een goed vertalersnetwerk. En driekwart van de tandartsen waar we onze bewoners naartoe sturen, zijn meertalig (Arabisch, Turks, Afghaans, Pasjtoe…). Hier in het centrum is Google translate alvast een goede vriend van ons. Je ziet, het is behelpen. Victoria spreekt een woordje Spaans en mijn Arabische woordschat groeit iedere dag, tot groot jolijt van onze bewoners.
Welke andere problemen zijn er?
Victoria: « Dat zijn zonder aarzelen de nieuwkomers die onmiddellijk zware medicatie eisen om van hun psychische problemen af te raken. Het probleem is dat sommige pijnstillers of morfinederivaten als drugs worden gezien. Zonder bewijs van behandeling en voorschrift mogen wij die niet geven. Dan zien we soms agressief gedrag. »
Harold: « Dat klopt. En er zijn ook de disciplinaire gevallen. Dit centrum krijgt alle « cas disc » (klinkt in het Frans als « cas dix ») uit heel het Fedasil-netwerk. Dat kan soms gaan tot 20 personen. Die zijn vaak nerveus, agressief, soms alcoholverslaafd. De « cas disc » zijn doorgaans psychiatrische gevallen. We zijn al met de dood bedreigd, maar we wisten dat die persoon niet verder zou gaan ».
Victoria: « Vergeet ook niet de wanhoopsdaden, sommigen onder hen doen aan zelfverminking. Dat zien we als een noodkreet. Sommige bewoners laten de moed soms zakken, vaak als gevolg van een procedure die geen resultaat oplevert. Maar daar kunnen wij helaas niets aan verhelpen,en dat is hard. »
En Covid? Hoe hebben jullie dat aangepakt?
Victoria: « De bewoners tonen zich vrij gedisciplineerd bij het dragen van het mondmasker. In het begin kregen we onvoldoende hoeveelheden, in ieder geval niet genoeg om iedere bewoner een masker per dag te geven. Samen met Elise en Marina hebben we er zelf 250 in elkaar genaaid! »
Harold: « We hebben heel snel een aantal dingen veranderd aan de inrichting in het centrum, met drie gescheiden zones voor onze bewoners die op enigerlei wijze met het virus te maken hadden gekregen: in een eerste sas konden we de kwetsbare mensen afzonderen, de bufferzone kon plaats bieden aan 24 personen van wie het vermoeden bestond dat ze besmet waren en we maakten gebruik van vier containers (vandaag twee) als quarantainezone voor bevestigde gevallen. Als een bewoner positief test, dan wordt deze 7 dagen lang afgezonderd. Zijn de symptomen na die période niet verdwenen, dan blijf hij er nog zeven dagen langer. We hebben nooit meer dan zes personen in de zone van de vermoede gevallen gehad en sinds 5 april kende het centrum negen bevestigde gevallen. Dat valt mee. Maar we blijven waakzaam: voortaan worden alle bewoners in vooropvang systematisch getest. Zij zijn een grote risicofactor voor heel het centrum en ze hebben een grote turnover. »
En tot slot… hoe verloopt de samenwerking tussen jullie beiden?
Harold : « We zijn complementair! We kunnen bij elkaar terecht met vragen. Victoria heeft ervaring met spoedopvang in een ziekenhuisomgeving die ik niet heb. Ik doe vaak een beroep op haar voor een medische aspecten in ons werk. Ikzelf ben eerder een proactief type, ik kan vrij snel beslissingen nemen. We slagen erin om ontspannen te blijven ondanks de ups en downs van het vak … we kunnen op elkaar rekenen! »